klaphout verkopen
(17e eeuw) (inf.) praatziek zijn; veel babbelen of kletsen. • Voor kletsen, babbelen: klappen (klaphout verkopen), kleppen (vgl. klep = babbelachtige vrouw), lariën, labbekakken, keffen, kevelen, lellen, lullen, leuteren, rallen, rammelen, ratelen, rellen, snakken, snateren. (L. Grootaers: Aan de taalliefhebbers. 1936) • klaphout ve...