Wat is de betekenis van kinnef, kinf, kinnem?

2025-07-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

kinnef, kinf, kinnem

(1906) (Barg.) ongedierte; luizen. Vgl. bondgenoten*; Bulgaren*; cavalerie*; cyclisten*; gezelschap*; huisdieren*; juffertjes* in 't wit; kierem*; Mechelse*mieren; ongemak*; piet*; verwanten*; voetvolk*. • Kinf: luizen. Hij zit in de kinf. (Köster Henke: De boeventaal. 1906) • 'En je kunt het dragen,’ knikt Jankef, ‘kinn...

Gerelateerde zoekopdrachten