Wat is de betekenis van kiftig?

2025-07-26
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

kiftig

(1929) (inf.) jaloers; kwaad. Kijk ook onder kift* en kiften*. • Ze waren allen kiftig-jaloers in het dorp, ze begonnen te begrijpen, dat de erfenis aan ‘de twee schobbejakken’ zou komen... en er geen middel in de wereld bestond om de zak met goud zelf in handen te krijgen. (Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1929) • Nou m...

2025-07-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

kiftig

kiftig - Bijvoeglijk naamwoord 1. iemand niet gunnen dat die iets heeft dat men zelf wil hebben Synoniemen naijverig, afgunstig, wangunstig Verwante begrippen jaloers, ijverzuchtig