Ketser
m. (-s), 1. hij die het paard van een trekschuit voert; 2. molenaarsknecht; 3. iem. die veel rondloopt, zwierbol.
Van Dale Uitgevers (1950)
m. (-s), 1. hij die het paard van een trekschuit voert; 2. molenaarsknecht; 3. iem. die veel rondloopt, zwierbol.
Marc De Coster (2020-2025)
(1995) (Utrechts?) (inf., vnl. sp.) blunder; mislukking. • In de zesde ronde, toen alle partijen in remise eindigden, maakte Gerard Jansen tegen Scholma een enorme 'ketser' en zijn stand leek hopeloos verloren. (de Volkskrant, 18/04/1995) • Echte ketsers had Nummerdor er niet bij, maar slechts de helft van zijn passes was goed. De andere...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
J.H. van Dale (1898)
KETSER, m. (-s), een geweer, dat weigert af te gaan; hij, die het paard eener trekschuit voert.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: