Wat is de betekenis van Ketser?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Ketser

m. (-s), 1. hij die het paard van een trekschuit voert; 2. molenaarsknecht; 3. iem. die veel rondloopt, zwierbol.

2025-07-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

ketser

(1995) (Utrechts?) (inf., vnl. sp.) blunder; mislukking. • In de zesde ronde, toen alle partijen in remise eindigden, maakte Gerard Jansen tegen Scholma een enorme 'ketser' en zijn stand leek hopeloos verloren. (de Volkskrant, 18/04/1995) • Echte ketsers had Nummerdor er niet bij, maar slechts de helft van zijn passes was goed. De andere...

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Ketser

KETSER, m. (-s), een geweer, dat weigert af te gaan; hij, die het paard eener trekschuit voert.

2025-07-28
Etymologicum 1573

Cornelis Kiliaan (1573)

ketser

germ. j. ketter. Sectator.