Kern, binnenste
v. (-en), 1. (veroud.) vruchtepit, zaadkorrel; thans alleen nog voor het (eetbare) binnenste van een zaad of pit: de kern van een hazelnoot, van amandelen ; 2. het binnenste van iets: binnenste, hardste gedeelte van hout op stam, hart; — (bosb.) valse kern, ziekelijke afwijking van het binnenhout die er de kleur van kernhout aan...