Wat is de betekenis van kerkvoogdij?

2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kerkvoogdij

v. (-en), 1. gezag van de Kerk; 2. het college van kerkvoogden.

2025-07-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Kerkvoogdij

s., tsjerkfoudij(e), -fâdij(e).

2025-07-29
Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Kerkvoogdij

De verzorging van de stoffelijke belangen ener gemeente, voorzover niet van diaconale aard, is in de Ned. Herv. Kerk opgedragen aan een kerkvoogdij. Deze beheert de goederen en fondsen (z hiervoor: kerkelijke goederen) en voorziet uit de inkomsten daarvan, door een hoofdelijke omslag en ingezamelde gaven, in de kosten van de eredienst, het o...

2025-07-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

kerkvoogdij

v. (Prot. z. kerkvoogd).

2025-07-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

kerkvoogdij

v. (-en), (Ned.-Hervormde Kerk) het college dat het beheer van een kerkelijke gemeente voert. (e) Onder de kerkvoogdij vallen: het beheer van de roerende en onroerende goederen en fondsen, het stichten en onderhouden van gebouwen, de kosten van de eredienst, de uitbetaling van traktementen en de verwerving van de kerkelijke gelden. De kerkvoogden h...

2025-07-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)