Wat is de betekenis van kerkorgel?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kerkorgel

o. (-s).

2025-07-24
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

kerkorgel

Het begrip kerkorgel heeft 2 verschillende betekenissen: 1) groot pijporgel. groot pijporgel, van het type dat vooral gebruikt wordt in kerken, maar ook voorkomt in concertzalen. 2) orgel in een kerk. orgel dat opgesteld staat in een kerk en dient voor de muzikale begeleiding van de kerkdiensten.

2025-07-24
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

kerkorgel

kerkorgel - zelfstandig naamwoord uitspraak: kerk-or-gel 1. groot, vast orgel in een kerkgebouw ♢ toen de bruid binnenkwam, begon het kerkorgel te spelen Zelfstandig naamwoord: kerk-or-gel het kerkorgel ...

2025-07-24
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Kerkorgel

s.n., tsjerkoargel (it).

2025-07-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

kerkorgel

o. -s.

2025-07-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

kerkorgel

o. (-s) Tgst. huisorgel.

2025-07-24
Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Kerkorgel

Muziekinstrument, dat dient tot begeleiding van het kerkgezang, en dat in volkomenheid, veelsoortigheid van geluiden en omvang alle andere muziekinstrumenten overtreft. De tonen worden voortgebracht door pijpen, waarin de wind geblazen wordt uit de windladen, waarop zij geplaatst zijn. De wind in de windladen wordt door kanalen aangevoerd en daarhe...

2025-07-24
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)