Wat is de betekenis van keizerlijk?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Keizerlijk

bn. bw. (-er, -st), 1. van, behorende tot, uitgaande van een of de keizer: de keizerlijke waardigheid; de keizerlijke troon; Zijne Keizerlijke Majesteit; het keizerlijk hof; een keizerlijk decreet; — zelfst. (gesch.) de keizerlijken, troepen van de keizer; 2. als van een keizer; heerlijk; — (bw.) als...

2025-07-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

keizerlijk

keizerlijk - Bijvoeglijk naamwoord 1. van, als van een keizer Woordherkomst afgeleid van keizer met het achtervoegsel -lijk Synoniemen imperiaal

2025-07-24
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

keizerlijk

keizerlijk - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: kei-zer-lijk 1. wat van de keizer is ♢ het keizerlijke paleis stond op een heuvel 1. Zijne Keizerlijke Majesteit [aanspreektitel voor een keizer]...

2025-07-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

keizerlijk

1 bn. ([als] van een [of: den] keizer, aan, bij, tot een [of: den] keizer behorende; van een [of: den] keizer uitgaande): keizerlijke troepen; zijne keizerlijke Majesteit, a) titel, b) de keizer zelf; zijn keizerlijke broeder, die keizer was; 2 bw. (op een keizer eigen enz. wijze): keizerlijk handelen.

2025-07-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

keizerlijk

('keizərlək) bn. en bw. (-er, -st) (als) van, eigen aan, behorende tot, als een keizer : de -e waardigheid, troepen; optreden; de. Zijne, Hare -e Majesteit, titel van een keizer(in) of de keizer(in); zijn -e broeder, die zelf keizer is.

2025-07-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

keizerlijk

bn. en bw. (-er, -st), 1. van, behorende tot, uitgaande van een of de keizer: de keizerlijke waardigheid; het — paleis; Zijne Keizerlijke Majesteit; het hof; een decreet; zelfst. (gesch.) de keizerlijken, troepen van een keizer; 2. als van een keizer; heerlijk; (bw.) als een keizer.

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Keizerlijk

KEIZERLIJK, bn. bw. (-er, -st), van, als een keizer de keizerlijke waardigheid; keizerlijk optreden; (gesch.) de keizerlijken, troepen van den (Duitschen) keizer.

2025-07-24
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-24
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)