Keizerlijk
bn. bw. (-er, -st), 1. van, behorende tot, uitgaande van een of de keizer: de keizerlijke waardigheid; de keizerlijke troon; Zijne Keizerlijke Majesteit; het keizerlijk hof; een keizerlijk decreet; — zelfst. (gesch.) de keizerlijken, troepen van de keizer; 2. als van een keizer; heerlijk; — (bw.) als...