Wat is de betekenis van Keiler?

2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Keiler

m. (-s).

2025-07-29
Verklarend woordenboek Wijnetiketten

Douwe Brongers & Martijn Lutjenhuis (2011)

Keiler

(D) Kelder.

2025-07-29
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Keiler

volwassen ever

2025-07-29
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Keiler

wild zwijn.

2025-07-29
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Keiler

Adolf, (1872), Zwitsers Prot. theoloog, hoogleraar in Genève en Zürich, leidende figuur in de oecumenische beweging. K. schreef o.m. Auf der Schwelle, Amerikanisches Christentum heute.Gottfried (1819-1890), Zwits. dichter-novellist, uitstekend realist, en humoristisch verteller, schreef o.a. Die Leute von Seldwyla. Helen (1880), Am. sc...

2025-07-29
Encyclopedie voor Iedereen

John Kooy (1933)

Keiler

1) G. (1829/'99), Ned. schrijver; 2) H.*1880, Am. schrijfster, reeds zeer lang blind en doofstom, wist zich door ijzeren wilskracht wetensch. te ontwikkelen, werd inspectrice v/h blinden- en doofstommenonderwijs; schrijfster v. „The story of my life”.

2025-07-29
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Keiler

is de naam van een aantal duitsche toonkunstenaars, van wie hier vermelding verdient Karl. K. (1784—1855), te Dessau geb., wiens composities voor fluit en liederen Der Blinde; Helft, Leutchen, mir vom Wagen doch, en Kennst du der Liebe Sehnen? in zijn vaderland grooten opgang maakten.