keilef
1) (19e eeuw) (< Hebr. kelev < Jidd.) (Barg.) hond. • (Tijdschrift voor taal en letteren. Volumes 15-16. 1927) • (J.G.M. Moormann: De geheimtalen. 1934) • (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937) • (Henry Roskam: Boeven-jargon. 1948) • (H. Beem: Uit Mokum en de Mediene. 1974) • (H. Beem: Sje-eriet. Resten van...