Wat is de betekenis van keffer?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Keffer

m. (-s).

2025-07-24
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

keffer

keffende hond. kleine hond die vaak, druk en hinderlijk keft; keffende hond. Voorbeelden: Nu eens kleine keffers met rode strikjes in het haar; dan weer grote, trage honden, net als hun bazinnen in dikke bontmantels gehuld en met diep in de ogen getrokken ijsmutsen waar ze net onderuit konden kijken. A.F.Th. van der Heijden, De ta...

2025-07-24
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

keffer

(W.O. I) (Vlaanderen, sold.) artilleriegeschut. • Keffer. Vl. voor Belgisch 75 mm. veldkanon. Klanknabootsend. (Tony R. De Bruyne: Soldatentaal 1914-1918. 1994) • In hun groepstaal praatten de Vlaamse soldaten over hun dagelijkse leven aan en achter het front. Ze hadden eigen, meestal minachtende woorden voor soldaten en officieren, voor...

2025-07-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

keffer

keffer - Zelfstandignaamwoord 1. klein hondje dat hinderlijk veel blaft Hond en ik vervolgden onze weg. Twee keer kwamen we collega’s tegen. De eerste keer twee boxers waar mijn keffer geweldig tegen tekeer ging, daarna een labrador die het ook woest moest ontgelden. Om onduidelijke redenen denkt onz...

2025-07-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

keffer

m. keffers ([blaffend] boosaardig hondje; fig. schreeuwer, ruziemaker; opsnijder).

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Keffer

KEFFER, m. (-s), klein boosaardig hondje; — (fig.) kijver, blaffer; — iem. die een ander op hoogen, kijvenden toon bedilt; — iem. die met nietsbeduidende aanmerkingen voor den dag komt en daarmede de tegenpartij wil bestrijden. KEFFER, m. (-s), KEFSTER, v. (-s), die veel keft, veel babbelt.

2025-07-24
Etymologicum 1573

Cornelis Kiliaan (1573)

keffer

Latrator, hylactor, hylax, canis argutus.

2025-07-24
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)