Wat is de betekenis van keest?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Keest

m. (-en), (Zuidn.), 1. kiem; kiemplantje; — ook fig.; 2. pit, kern, merg (van een plant); (fig.) het beste, edelste, wezenlijkste van iets, merg, pit, geest.

2025-07-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

keest

keest - Werkwoord 1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kezen ♢ Jij keest 2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kezen ♢ Hij keest 3. verouderde gebiedende wijs meervoud van kezen keest!

2025-07-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

keest

v. keesten (inz. Z.-N. kiem van granen, v. e. ei; scheut van aardappels; pit van appelen en steenvruchten, noten; fig. het fijnste; merg): in de keest schieten, scheuten werpen; aan de keest zijn, kiemen.

2025-07-24
Woordenboek voor praktische kennis

Dr. L.M. Metz (1937)

Keest

Verouderd woord voor het eigenlijke wezen van iets, de kern, de pit, de quintessence. De keest van deze zaak. De keest van het betoog. Geld is de keest van alle zaken. Vol keest, zonder keest. Keestig: pittig.

2025-07-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

keest

(ke:st) m. en v. (-en) [~ kiem] 1. Eig. kiem, zaadkorrel, pit, spruit. 2. Metf. fijnste, edelste, beste; de van een boek.

2025-07-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

keest

v./m. (-en), (gew.) 1. kiem, kiemplant;2. pit, kern, merg van een plant; 3. uitloper (van aardappelen).

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Keest

KEEST, m. (ongewoon) pit, kern, merg (eener plant); (fig.) het fijnste: in voor- en tegenspoed, in nood en overvloed zijn zuiver bloed en heldre geest de bron en keest van lust en moed.

2025-07-24
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Keest

Keest, m. (-en), pit, kern, merg (eener plant); (fig.) het fijnste.

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-24
Etymologicum 1573

Cornelis Kiliaan (1573)

Keest

fland. holl. Nucleus, granum, germen.