Keest
m. (-en), (Zuidn.), 1. kiem; kiemplantje; — ook fig.; 2. pit, kern, merg (van een plant); (fig.) het beste, edelste, wezenlijkste van iets, merg, pit, geest.
Van Dale Uitgevers (1950)
m. (-en), (Zuidn.), 1. kiem; kiemplantje; — ook fig.; 2. pit, kern, merg (van een plant); (fig.) het beste, edelste, wezenlijkste van iets, merg, pit, geest.
Wiktionary (2019)
keest - Werkwoord 1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kezen ♢ Jij keest 2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kezen ♢ Hij keest 3. verouderde gebiedende wijs meervoud van kezen ♢ keest!
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
M. J. Koenen's (1937)
v. keesten (inz. Z.-N. kiem van granen, v. e. ei; scheut van aardappels; pit van appelen en steenvruchten, noten; fig. het fijnste; merg): in de keest schieten, scheuten werpen; aan de keest zijn, kiemen.
Dr. L.M. Metz (1937)
Verouderd woord voor het eigenlijke wezen van iets, de kern, de pit, de quintessence. De keest van deze zaak. De keest van het betoog. Geld is de keest van alle zaken. Vol keest, zonder keest. Keestig: pittig.
Jozef Verschueren (1930)
(ke:st) m. en v. (-en) [~ kiem] 1. Eig. kiem, zaadkorrel, pit, spruit. 2. Metf. fijnste, edelste, beste; de van een boek.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
v./m. (-en), (gew.) 1. kiem, kiemplant;2. pit, kern, merg van een plant; 3. uitloper (van aardappelen).
J.H. van Dale (1898)
KEEST, m. (ongewoon) pit, kern, merg (eener plant); (fig.) het fijnste: in voor- en tegenspoed, in nood en overvloed zijn zuiver bloed en heldre geest de bron en keest van lust en moed.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: