Wat is de betekenis van Kéa / kéa?

2025-07-23
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

Kéa / kéa

I. Kéa of Keja in de zegsw.: een huishouden van Kéa of Keja, een huishouden van Jan Steen. II. kéa (nestor) m. kea’s (papegaai in N.-Zeeland, die schapen aanvalt en geheel roofvogel is geworden).