Wat is de betekenis van kasteelheer?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kasteelheer

m., heer van een kasteel, die op het kasteel woont.

2025-07-24
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

kasteelheer

kasteelheer - zelfstandig naamwoord uitspraak: kas-teel-heer 1. eigenaar van een kasteel die daar ook woont ♢ de kasteelheer ontvangt onze groep voor een excursie Zelfstandig naamwoord: kas-teel-heer de kasteelheer...

2025-07-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

kasteelheer

m. (-heren), bewoner van een kasteel.

2025-07-24
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

Gerelateerde zoekopdrachten