Wat is de betekenis van Kapel, wezen?

2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kapel, wezen

v. (-len), 1. vlinder: heer Prikkebeen, die zo graag kapellen ving; — (fig.) een opgeprikte kapel, een stijf, opgedirkt persoon; 2. (fig.) veranderziek, wuft mens, vlinder.