Wat is de betekenis van Kanonschot?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kanonschot

o. (-en), 1. schot met een kanon; 2. hetz. als KANONSCHOTSAFSTAND, m., zover als men een projectiel uit een kanon schieten kan : de vijand was op kanonschotsafstand genaderd.

2025-07-28
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Kanonschot

s.n., kanonskoat, -skot (it).

2025-07-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

kanonschot

o. kanonschoten (schot uit of met een kanon): een bulderend kanonschot.

2025-07-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

kanonschot

o. (-en) schot van een kanon.

2025-07-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

kanonschot

o. (-en), 1. schot met een kanon; 2. kanonschotsafstand: de vijand was op een — genaderd.

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Kanonschot

KANONSCHOT, o. (-en), schot met een kanon.

2025-07-28
Prisma Nederlands Fries

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-28
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-28
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)