kamper
†, kamfer.
W. J. S. Poerwadarminta en dr. A. Teeuw (1950)
Marc De Coster (2020-2025)
(2000+) (euf.) autochtone wagenbewoner, dus geen zigeuner. Oorspronkelijk keuterboer of turfsteker die met koopwaar rondtrok. Vaak geassocieerd met criminaliteit. • Een koelbloedige slachtpartij, noemde een Haarlemse rechercheur deze week het liquideren van de Hells Angels “Facco” en Rob Takken, de “kamper” Cobus van de...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Wiktionary (2019)
Kamper - Zelfstandignaamwoord 1. inwoner van de plaats Kampen Woordherkomst afgeleid van Kampen met het achtervoegsel -er Synoniemen Kampenaar Zie ook kamper
M. J. Koenen's (1937)
m. kampers (iem., die deelneemt aan een „kamp” [bv. een jongenskamp] door een vereniging georganiseerd); kampster, v. kampsters.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
I. m. (-s), inwoner van Kampen; II. bn., van, uit Kampen: —uien, stukjes, dwaze streken of onnozelheden verteld van de inwoners van Kampen.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: