Wat is de betekenis van kamper?

2025-07-26
Indonesisch Nederlands woordenboek

W. J. S. Poerwadarminta en dr. A. Teeuw (1950)

kamper

†, kamfer.

2025-07-26
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

kamper

(2000+) (euf.) autochtone wagenbewoner, dus geen zigeuner. Oorspronkelijk keuterboer of turfsteker die met koopwaar rondtrok. Vaak geassocieerd met criminaliteit. • Een koelbloedige slachtpartij, noemde een Haarlemse rechercheur deze week het liquideren van de Hells Angels “Facco” en Rob Takken, de “kamper” Cobus van de...

2025-07-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

Kamper

Kamper - Zelfstandignaamwoord 1. inwoner van de plaats Kampen Woordherkomst afgeleid van Kampen met het achtervoegsel -er Synoniemen Kampenaar Zie ook kamper

2025-07-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

kamper

m. kampers (iem., die deelneemt aan een „kamp” [bv. een jongenskamp] door een vereniging georganiseerd); kampster, v. kampsters.

2025-07-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

kamper

('kampər) m. (–s) hij die kampt, strijdt.

2025-07-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Kamper

I. m. (-s), inwoner van Kampen; II. bn., van, uit Kampen: —uien, stukjes, dwaze streken of onnozelheden verteld van de inwoners van Kampen.

2025-07-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Kamper

KAMPER, m. vechter, strijder; (fig.) verdediger. KAMPSTER, v. (-s).

2025-07-26
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-26
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)