Wat is de betekenis van kakbroek, kakkebroek?

2025-07-26
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

kakbroek, kakkebroek

(1908) (scheldw.) lafaard, bangerik. Eigenlijk: iemand die in zijn broek kakt (van de angst). Reeds vermeld in het ‘Zuid-Oostvlaandersch Idioticon. (1908-1924) van Teirlinck. Ook in samenstellingen, zoals ‘kakbroek-journalistiek’. • En n'tuurluk had ze op 't laast ook niet meer de lef in d'r lijf om d'r naar te kijke, as 't d...

2025-07-26
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

kakbroek, kakkebroek

lafaard, bangerik. Eigenlijk: iemand die in zijn broek kakt (van de angst). Reeds bij Teirlinck. Ook in samenstellingen, zoals kakbroekjournalistiek.Mun vriendje zegt dat ik een ‘kakkebroek’ ben (heb ik er nog een probleem bij nu?), (www.craftygirls.nl, 07/07/2004)

Gerelateerde zoekopdrachten