kammer
kammer - Zelfstandignaamwoord 1. (beroep) iemand die kamt 2. deel van een machine die die functie uitvoert Woordherkomst Naamwoord van handeling van kammen met het achtervoegsel -er
Wiktionary (2019)
kammer - Zelfstandignaamwoord 1. (beroep) iemand die kamt 2. deel van een machine die die functie uitvoert Woordherkomst Naamwoord van handeling van kammen met het achtervoegsel -er
Pieter Scheen (1980)
August Eduard Wilhelm Hugo; geb. Berlijn 21 december 1866, overl. Haarlem 28 januari 1946 (nationaliteit Duitser). Woonde en werkte in Berlijn; later in Haarlem. Leerling van de Kunstschule te Berlijn. Schilderde miniaturen; vnl. reklametekenaar. Was lid van ‘Kunst zij ons Doel’ te Haarlem.Mak van Waay; Scheen 1969.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Dr. H. W. J. Kroes (1951)
slaapkamer; zolderkamer, bergruimte; kamer (v. hart, volksvertegenwoordiging); hut; schutkolk.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
Klaus, Duits toneelspeler, *15.1.1929 Hannover, ♱9.5.1964 Berlijn. Kammer was een van de begaafdste jonge Duitse karakterspelers. Toneelrollen: Andri (M.Frisch, Andorra), de aap (F. Kafka, Bericht für eine Akademie).LITT. H.Rischbieter e.a., Der Schauspieler K. Kammer (1964).
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: