Wat is de betekenis van kadee?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kadee

zie CADEE.

2025-07-24
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

kadee

1) (1906) (Vlaanderen, sold.) hoopje uitwerpselen; stront. • Cadee, Drek. Hij héél in 'ne' cadée getrapt. Pas op, daar lee' 'ne cadée. (Jozef Cornelissen & Jan Baptist Vervliet: Idioticon van het Antwerpsch dialect. Aanhangsel. 1906) • (Tony R. De Bruyne: Soldatentaal 1914-1918. 1994) p. 338 2) (19e...

2025-07-24
Brabants Handwoordenboek

Prof. dr. Jos Swanenberg (2015)

kadee

(zn) flinke knaap, durfal HP, EK.

2025-07-24
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

kadee

(de, -s & ën) flinke kerel, vent, losbol, boemelaar, jongen, deugniet.

2025-07-24
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Kadee

[v. Fr. cadet = eig.: tweede kind; (gesch.) jonge edelman als vrijwilliger in het leger; vgl. cadet] (Z.N.) flinke kerel, piet (in het goede zowel als in het kwade); iem. die in zijn soort groot is; ook: kwant (bijv.: een vieze kadee), een eigenaardige kerel,

2025-07-24
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

kadee

1. Iem. die in ’t goede of in ’t kwade uitmunt; in gunstige zin: flinke kerel, piet; in ongunstige zin: losbol, doordraaier, pierewaaier, boemelaar enz.; ook: pers. of zaak die groot is in zijn soort: een kadee van een sigaar. „Geef mij het wachtwoord en de naam van de leider uit Brussel,” hield de knaap koppig vol. &...

2025-07-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

kadee

m. kadeeën, kadee’s; zie c a d e e.

2025-07-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

kadee

(ka'de) I. m. (-ën, -s; -tje) [kadet] hij die in iets uitmunt: 't is een -. II. bn. 1. puik, goed : dat bier is -. 2. netjes gekleed : hij ziet er uit.

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-24
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)