Kab outer
m., KABOUTERMANNETJE, o. (-s). 1.aardmannetje; kleine, gedienstige huisgeest; — (scherts.) dat hebben de kaboutertjes gedaan, gezegd als men niet verklaren kan hoe iets tot stand gekomen is; pop die zo’n mannetje voorstelt; 2. (scherts., liefk.) knaap, kind; — dwerg; 3. (gew.) huisjesslak; 4. titel van de jongste padvinds...