Wat is de betekenis van Juttepeer?

2025-07-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Juttepeer

v. (...peren), vroege, saprijke zomerpeer met bruine, harde schil.

2025-07-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Juttepeer

s., juttepar, jut.

2025-07-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

juttepeer

verg. dirkjespeer, aagtappel 1 v. -peren (jut I, 1); 2 m. -peren (boom).

2025-07-26
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Juttepeer

Ook wel kortweg jut, zeer oude peer van onbekende herkomst. In Duitschland en Skandinavië wellicht meer populair dan in Ned., waar andere peren haar hebben verdrongen. De vrucht smaakt voortreffelijk. De tijd van rijpen is begin September.

2025-07-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

juttepeer

(’juttə) v. (...peren) → jut (II 1).

2025-07-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

juttepeer

v./m. (-peren), (ook: jut), vroege, saprijke zomerpeer met bruine, harde schil.

2025-07-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Juttepeer

JUTTEPEER, v. voor de vrucht: saprijke zomerpeer met harde schil; m. voor den boom.

2025-07-26
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

Gerelateerde zoekopdrachten