Wat is de betekenis van Jouw, uitroep?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Jouw, uitroep

(Zuidn.) uitroep bij het doen van een goed schot, een goede worp ; vandaar jouw hebben, zijn of liggen, jouw bollen, jouw schieten, een gunstige worp gedaan hebben enz.; — ook als zn.: goed schot; gemaakt punt in enig spel.