jood (1)
(soms erg pejoratief) afzetter, bedrieger, woekeraar; schraapzuchtig persoon. Joden die men in de negentiende eeuw van woekerpraktijken verdacht, werden woekerjoden genoemd. Uiterlijk, manieren, gewoonten en karakter liggen aan de basis van dit scheldwoord. Zelfs de uitspraak van het woord joden ligt tegenwoordig gevoelig. Zo lezen we bij Harry Mu...