Joepen
(joepte, heeft en is gejoept), (gemeenz.) springen.
Marc De Coster (2020-2025)
1) (1907) (inf.) springen. • Hop! Een forsche bonk en we joepen een meter hooger; 's zijn immers reuzentreden, die der Pyramide! (Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1907) • Enkel thans weet ik dit alles, en zie me terug, duidelijker steeds bij elk overdenken, in al die gedaanten, verschillend en dezelfde, - altijd doodend, altijd met...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Wiktionary (2019)
joepen - Werkwoord 1. (inerg) springen, wippen ♢ Waar sommige mannen blind hun jongeheer achterna [[joepen]], volgen veel vrouwen het geld. 2. zaklopen 3. stelen, jatten ♢ Enige weken geleden werd mijn fiets gejoept. 4. (pejoratief) vrijen, neuken...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: