joekelen
1) (1964) (ook: joekeren) (Barg.) copuleren, neuken. Volgens Endt (Erotisch Woordenboek. 1980) ook: van begeerte tintelen, hunkeren. Waarschijnlijk samenhangend met 'jeuken'. Vgl. jenzen*. • Op zeker moment zat ik in een hoek, op een soort bank de toestand in ogenschouw te nemen toen ik achter me gehijg en gekreun hoorde, ik draaide me om en b...