Wat is de betekenis van jengelen?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Jengelen

(jengelde, heeft gejengeld), dwingend huilen, drenzen; — eentonig, zeurend klinken: een jengelende muziekkast.

2025-07-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

jengelen

jengelen - Werkwoord 1. zeuren, zaniken, jammeren, tot last zijn Die kinderen jengelen de hele dag.

2025-07-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

jengelen

jengelde, h. gejengeld (drenzen, schreiend om iets dwingen): bij verg.: de bel jengelde, zeurig luiden.

2025-07-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

jengelen

('jengələn) (jengelde, heeft gejengeld) [Frekw. janken] 1. huilend dwingen, drenzen. 2. zeurig luiden : de bel jengelde.

2025-07-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

jengelen

(jengelde, heeft gejengeld), (onoverg.) 1. dwingend huilen, drenzen; 2. eentonig, zeurend klinken: een jengelende muziekkast.

2025-07-25
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

jengelen

jengelen - tot last zijn, dreinen.

2025-07-25
Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

jengelen

jengelen ww. 'aanhoudend zaniken, dwingend huilen' categorie: intensiefvorming of frequentatief Vnnl. jangelen 'aanhoudend zeuren' in besiet of ghyt doen wilt zonder janghelen 'overweeg of u het doen wilt zonder te zeuren' [1528; MNW], later ook jengelen 'zeuren'; nnl. overdrachtelijk in men zegt van tandpyn,...

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Jengelen

JENGELEN, (jengelde, heeft gejengeld), dwingend huilen, drenzen.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-25
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Jengelen

Jengelen, ow. gel. (ik jengelde, heb gejengeld), (iem.) tot last zijn.