Jengelen
(jengelde, heeft gejengeld), dwingend huilen, drenzen; — eentonig, zeurend klinken: een jengelende muziekkast.
Van Dale Uitgevers (1950)
(jengelde, heeft gejengeld), dwingend huilen, drenzen; — eentonig, zeurend klinken: een jengelende muziekkast.
Wiktionary (2019)
jengelen - Werkwoord 1. zeuren, zaniken, jammeren, tot last zijn ♢ Die kinderen jengelen de hele dag.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
M. J. Koenen's (1937)
jengelde, h. gejengeld (drenzen, schreiend om iets dwingen): bij verg.: de bel jengelde, zeurig luiden.
Jozef Verschueren (1930)
('jengələn) (jengelde, heeft gejengeld) [Frekw. janken] 1. huilend dwingen, drenzen. 2. zeurig luiden : de bel jengelde.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
(jengelde, heeft gejengeld), (onoverg.) 1. dwingend huilen, drenzen; 2. eentonig, zeurend klinken: een jengelende muziekkast.
Instituut voor de Nederlandse taal
jengelen ww. 'aanhoudend zaniken, dwingend huilen' categorie: intensiefvorming of frequentatief Vnnl. jangelen 'aanhoudend zeuren' in besiet of ghyt doen wilt zonder janghelen 'overweeg of u het doen wilt zonder te zeuren' [1528; MNW], later ook jengelen 'zeuren'; nnl. overdrachtelijk in men zegt van tandpyn,...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: