jatmouzen, jatmozen
(1906) (Barg.) kleine diefstallen plegen. Kijk ook onder jatmoos*. • (Köster Henke: De boeventaal. 1906) • En late me 's kijke wat de pot schaft bij de kaffers. Daar is altijd nog wel wat te bikken. En as 't hier niet meer wil, dan gaan we jatmousen. (J.A. Visscher: Schooier waar ga jij naar toe? 1939) • Geheel op het conto va...