Jantje Soet
(1974) (Barg.) souteneur. Gevormd naar het Franse woord maar met de bijgedachte aan 'zoet' (aangenaam, gemakkelijk). Vanuit de prostitutiewereld gezien als braaf, met weinig lef en dus niet tot de zware misdaad behorend. Syn.: beschermer*; bikker*; boutenbikker*; dikvreter*; huisbaas*; kamerverhuurder*; kochel*; kutpooier*; kutverhuurder*; kutvret...