Wat is de betekenis van Jagertje?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

2025-07-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

jagertje

1) (1940, vero.) klein, stenen pijpje. • Hij heeft van zijn baas een extra kwartje gekregen, Nanne, daarvoor gaat hij straks z'n broertjes en zusjes een zak oliebollen kopen en voor zich zelf een jagertje, zo'n stenen pijpje, en een half ons shag. (Jan Mens: De gouden Real. 1940) 2) (1940, vero.) (inf.) grote potkachel. ...

2025-07-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

jagertje

jagertje - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord jager

2025-07-28
Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Jagertje

Jagertje is in 1839 voor het eerst gevonden, in Schiedam. P.J. Harrebomée nam deze borrel naam in 1874 op in een verzameling spreekwoorden over drank en dronkenschap. Hij gaf als verklaring: 'De jager heeft zijn veldfleschje; daarom heet de borrel zoo.' Omdat jagers meenden dat ze na een neutje beter konden mik- ken, noemden ze jenever ook wel vise...