ITAMAR
Itamar (hebr. ‘i-tamar), stamvader van het priesterlijk geslacht Itamar, waaraan de namen van Achimelek en Abjatar verbonden zijn, uit Nob, onder Salomo door Sadok verdrongen (1Sm 2,27-36). De betekenis van de naam, die men vergelijken kan met Ikabod (hebr. ‘i-kabod) of Izebel (hebr. ‘i-zebel), is onbekend. [v. d. Bom]