Invaart
v., 1. het binnenvaren; 2. monding, ingang: de invaart der haven is te nauw.
Wiktionary (2019)
invaart - Werkwoord 1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van invaren ♢... dat jij invaart2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van invaren ♢... dat hij invaart
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
M. J. Koenen's (1937)
v. (1 het invaren; 2 monding, ingang): 1 de invaart v. e. baai; 2 de. invaart is nauw.
Jozef Verschueren (1930)
('in) v. (-en) 1. Eig. het invaren. 2. Metn. ingang waar men invaart : de der haven.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: