Wat is de betekenis van Intusschen?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Intusschen

INTUSSCHEN, bw. middelerwijl, in afwachting, inmiddels: nu speel maar door; ik zal intusschen mijne pijp eens stoppen; (voegw. bijw.) echter, nochtans: ik geloof niet, dat gij hem thuis zult treffen; ge kunt het intusschen eens beproeven.

2025-07-24
Handwoordenboek van Nederlandsche synoniemen

J.V. Hendriks (1898)

Intusschen

zie Inmiddels.

2025-07-24
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Intusschen

Intusschen, bijw. en vw. middelerwijl, in afwachting, inmiddels; nogtans.