Wat is de betekenis van Intijds?

2025-07-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Intijds

bw., tijdig (genoeg), bijtijds: hij heeft mij intijds gewaarschuwd.

2025-07-26
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

intijds

Tijdig. Waarom haalt gij er de dokter niet bij. Lieske gaat iedere dag achteruit en gij moet er intijds bij zijn in zo’n gevallen, DE PILLECYN 1962, 24. Opm.: In de standaardt. veroud. (freq. 0).

2025-07-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Intijds

adv., yntiids, bytiids, op ’e tiid, bytidernôch, tidich.

2025-07-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

intijds

bw. (tijdig, bijtijds): intijds waarschuwen.

2025-07-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

intijds

(in'tijts) bw. tijdig, bijtijds: hij bedwong zich nog -.

2025-07-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

intijds

bw., tijdig (genoeg), bijtijds: hij heeft mij gewaarschuwd.

2025-07-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Intijds

INTIJDS, bw. tijdig: hij heeft mij intijds gewaarschuwd.

2025-07-26
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-26
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

Gerelateerde zoekopdrachten