Wat is de betekenis van Interlocutor?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Interlocutor

(Lat.), m. (-en), ieder van twee personen die samen spreken.

2025-07-25
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Interlocutor

deelnemer aan een tweegesprek

2025-07-25
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

interlocutor

persoon met wie men spreekt.

2025-07-25
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

interlocutor

m. tegenspreker, wie in een gesprek gemengd is.

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Interlocutor

INTERLOCUTOR, m. (-en), iem. die zich in een gesprek mengt; twee interlocutoren, twee personen, die samen spreken.

2025-07-25
Beknopt kunstwoordenboek

I.M. Calisch (1864)

interlocutor

interlocutor - m. iem. die zich in een gesprek mengt; twee interlocutoren, twee personen die samen spreken