Wat is de betekenis van interimair?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Interimair

bn., tijdelijk, waarnemend: de interimaire minister.

2025-07-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

interimair

interimair - Bijvoeglijk naamwoord 1. tijdelijk Woordherkomst afgeleid van het Franse intérimaire of van interim met het achtervoegsel -air

2025-07-24
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

interimair

(de, -s), interimaris (de, -sen) vervanger, tijdelijke kracht, uitzendkracht. Ze hebben nu wel bijstand van een interimaris, maar een derde vaste dokter zou geen weelde zijn. - GvA, 25-10-2002.

2025-07-24
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Interimair

[Fr. intérimaire] voorlopig, tijdelijk, waarnemend.

2025-07-24
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Interimair

tijdelijk

2025-07-24
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

interimair

Iem. die ad interim werkzaam is, waarnemer (-ster); tijdelijke kracht; soms bep.: tijdelijke leerkracht, vervanger (-ster), invaller (-ster); ook: uitzendkracht.

2025-07-24
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Interimair

voorlopig, waarnemend.

2025-07-24
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

interimair

voorlopig, tijdelijk waarnemend.

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

interimair

1. bn. (Fr. voorlopig, waarnemend): een interimaire toestand, tijdelijk; 2. m. interimairs (Z.-N. waarnemend, tijdelijk ambtenaar of beambte).