Intercĭpĭo
cēpi, ceptum (3); 1. eig., (iets midden in zijn val, loop, vlucht) opvangen, wegvangen, -nemen, onderscheppen, b.v. litteras, Cic., poët. hastam, door de voor een ander bestemde speer getroffen worden, Verg. 2. overdr., (iemd iets) ontrukken, -trekken, benemen, honorem, Cic., agrum ab alqo, Liv., alci urbem,...