intercedens
intercédens, - van Lat. intercēdĕre (van inter, tusschen; cēdĕre, gaan), tusschen beide komen: tusschen beide komend, het midden houdend.
Dr. C. A. Backer (1936)
intercédens, - van Lat. intercēdĕre (van inter, tusschen; cēdĕre, gaan), tusschen beide komen: tusschen beide komend, het midden houdend.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: