Insluiper
dief die zijn werk maakt van in sluipen.
Marc De Coster (2020-2025)
(1914) (euf.) dief; inbreker. • Nel kende de hardvochtige, wreede onverschilligheid voor een ‘vreempie’, een wijk-insluiper, een jajemer en kitteloorigen drinkebroer die misschien zelf een stiekem krautertje bleek. (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 2: Van Nes en Zeedijk. 1914) • Hij was een insluiper e...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Wiktionary (2019)
insluiper - Zelfstandignaamwoord 1. een 'inbreker' die niets heeft hoeven te beschadigen om een pand binnen te komen ♢ In de haven van Rotterdam heeft de politie de afgelopen twee dagen grootschalige zoekacties uitgevoerd. Bij de douane waren signalen binnengekomen dat partijen drugs aanwezig zouden zijn in d...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: