Wat is de betekenis van Ins?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Ins

v., (gew.) ens, hengsel.

2025-07-25
Klein hotelvademecum

Peter Joh .M. Zuidweg (2017)

Ins

Binnenkomende en vertrekkende hotelgasten.

2025-07-25
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Ins

(= in das) in het, in de; er geht ins Haus, hij gaat het huis in; das geht ins Aschgraue, dat wordt te gek, daar is het eind van weg; dat läuft ins Geld, dat hakt er in.