Innecto
nexŭi, nexum (3); 1. eig., inknopen, -slingeren, in of om iets knopen, - slingeren, alqd alci rei, Verg., Tac. 2. overdr., causas morandi, de ene na de andere aanvoeren, Verg., fraudem clienti, met bedrog omstrikken, Verg. | in ’t bijz., verwarren, verstrikken; verbinden.