Inloopen
INLOOPEN, (liep in, heeft en is ingeloopen), naar binnen loopen : hij liep woedend het huis in; — eene zijstraat inloopen, ingaan; — bij iem. inloopen, aanloopen, even hem bezoeken; — er iem. laten inloopen, hem het slachtoffer laten worden van de eene of andere fopperij; — hij is er leelijk ingeloopen; — door tege...