Wat is de betekenis van Inlasschen?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Inlasschen

INLASSCHEN, (laschte in, heeft ingelascht), met lasschen inzetten; — tusschenvoegen, invoegen : kunt ge dat nog in uw brief inlasschen ? in een schrikkeljaar wordt tusschen 24 en 25 Februari een dag ingelascht; — (timm.) ineenvoegen. INLASSCHING. v. (-en).

Gerelateerde zoekopdrachten