Wat is de betekenis van Inhout?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Inhout

o. (-en), (zeew.) elk der, of, als collect.. al de stukken hout die het opstaand geraamte van een schip vormen, in hoofdzaak de spanten of ribben; — (fig.) hij is goed van inhout of inhouten, hij is stevig gebouwd, heeft een sterk lichaamsgestel.

2025-07-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Inhout

s.n.; (van schip) ynhout (it).

2025-07-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

inhout

o. inhouten (scheepst. ribben v. e. schip).

2025-07-25
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Inhout

(scheepsb.), dwarsscheepsche ribben van een houten scheepsromp, waartegen de huidplanken worden bevestigd. Ook wel „spanten” genaamd.

2025-07-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

inhout

(‘in) o. (-en) 1. Scheepst. stuk hout als onderdeel van het geraamte van een schip. 2. Uitbr. geheel geraamte : goed van -(en), sterk van gestel.

2025-07-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

inhout

o. (-en), (scheepvaart) elk van de, of, als coll., al de stukken hout die het opstaand geraamte van een schip vormen, m.n. de spanten of ribben; (fig.) hij is goed of sterk van — (of: van inhouten), hij is stevig gebouwd, heeft een sterk gestel

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Inhout

INHOUT, o. (-en), (zeew.) ribben van een schip; (fig.) hij is goed van inhout of inhouten, hij is goed gebouwd, heeft een sterk lichaamsgestel, is een stevige klant.

2025-07-25
Zeemans woordenboek

Jacob van Lennep (1865)

Inhout

z.n.o. - Algemeene benaming, waaronder begrepen worden alle staande Houten, die tot den bodem en de wanden, en alle liggende Houten, die tot den bodem van een schip behooren en geen deel uitmaken van het lange scheepsraamvormige samenstel. Spreekwijze. Sterk van inhout zijn, (gezond zijn, krachtig zijn.)