Wat is de betekenis van infirmarius?

2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Infirmarius

(Lat.), m. (-sen, ...rii), ziekenvader (in kloosters).

2025-07-29
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Infirmarius

ziekenverzorger in een klooster

2025-07-29
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

infirmarius

m. R.K. ziekenvader in een klooster.

2025-07-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

infirmarius

m. (Lat.) infirmarii; (Ned.) infirmariussen (Lat. ziekenvader inz. in kloosters).

2025-07-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

infirmarius

('ma:rius) m. (-sen, ...rii) [Lat.] ziekenoppasser vooral in een klooster.

2025-07-29
Beknopt kerkelijk handwoordenboek

M.C. Nieuwbarn O.P. (1910)

Infirmarius

geestelijke ziekenoppasser, vooral in kloosters.

Gerelateerde zoekopdrachten