Wat is de betekenis van indispositie?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Indispositie

(<Fr.), v. (-s), 1. ongesteldheid; 2. ontstemdheid.

2025-07-28
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Indispositie

[v. Lat. in- = on-, zie dispositie] ongesteldheid; tijdelijke ongeschiktheid of minder goede gesteldheid (de zanger had last van een kleine-); het ontstemd zijn, kwade bui.

2025-07-28
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Indispositie

ongesteldheid; ontstemdheid

2025-07-28
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Indispositie

ongesteldheid; misnoegen; kwade luim

2025-07-28
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

indispositie

v. ongesteldheid; ontstemming, kwade luim.

2025-07-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

indispositie

('zi:si) v. [Fr. < Lat. indispositio] 1. Eig. lichamelijke ongesteldheid. 2. Metf. kwade luim, ontstemming.

2025-07-28
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

indispositie

indispositie, - v., ongesteldheid; misnoegen; kwade luim ; ongeschiktheid.

2025-07-28
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

Gerelateerde zoekopdrachten