Wat is de betekenis van incluis?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Incluis

praedicaatwoord, medegerekend, met inbegrip van, ingesloten.

2025-07-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

incluis

incluis - Bijvoeglijk naamwoord 1. inclusief, meegerekend, met inbegrip van - In de hoogste klassen zat ze met vijf andere leerlingen. Een geliefde herinnering was dat ze een keer tijdens de les met z'n allen, de leraar incluis, in slaap waren gesukkeld. In het openbaar slapen werd een specialiteit v...

2025-07-24
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Incluis

[Lat. inclusus] inbesloten, meegerekend.

2025-07-24
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Incluis

(inkluis) ingesloten

2025-07-24
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Incluis

inbegrepen; meegerekend

2025-07-24
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

incluis

medegerekend, inbegrepen.

2025-07-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

incluis

bw. (Fr. inclus, Lat. inclusus: met insluiting van, met inbegrip van, ingesloten).

2025-07-24
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

incluis

incluis - inbegrepen ; meegerekend.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-24
Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

incluis

incluis leenwoord Zie: inclusief