In arrenmoede
d.i in ziedenden toorn: „In arrenmoede sloeg hij de hand aan zijn vader.” Bij uitbreiding beteekent het ook: met spijt, met verontwaardiging, met een gevoel van teleurstelling: „Leicester wierp in arrenmoede het landsbestuur van zich.” Het bijv. nw. ar, vroeger er, erre, bet. toornig en staat in verband met het Latijnsche er...