Wat is de betekenis van in-?

2025-07-28
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

In-

[Lat.] 1 als voorvoegsel vóór werkwoorden en daarvan afgeleide woorden: erin, erbij, erop (bijv.: includeren, inclusie, inclusief); 2 vóór zelfstandige naamwoorden en bijvoeglijke naamwoorden: on-, niet- (bijv.: indigestie, indirect, inacceptabel) (n wordt m vóór b...

2025-07-28
Eerste Medisch Systematische Ingerichte Encyclopedie

Uitgeversmaatschappij A. Manteau N.V. (1954)

In-

Lat. voorvoegsel dat betekent: 1. in, binnen, naar binnen toe; 2.niet (een ontkenning van hetgeen volgt); 3.een versterking van hetgeen volgt.

2025-07-28
Populaire Geneeskundige Encyclopaedie

Dr. Ch. Bles (1929)

In-

als voorvoegsel = (soms, niet altijd) een ontkenning, afwezigheid.

2025-07-28
Pinkhof geneeskundig woordenboek

Herman Pinkhof (1923)

In-

(vóór lipletters im), 1. in-; 2. voorvoegsel van ontkenning, on-; soms ook een versterking van het begrip, dat in het hoofdwoord wordt uitgedrukt.

2025-07-28
Uitheemsche geneeskunde termen

dr. H. Pinkhof (1923)

In-

(vóór lipletters im), 1. in-; 2. voorvoegsel van ontkenning, on-; soms ook een versterking van het begrip, dat in het hoofdwoord wordt uitgedrukt.

2025-07-28
Prisma Latijn Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-28
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-28
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)