Wat is de betekenis van Ikzucht?

2025-07-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Ikzucht

v., zelfzucht, egoïsme.

2025-07-27
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

ikzucht

Egoïsme, zelfzucht. Zij worden de gevangenen van hun ikzucht, onbekwaam om op te gaan in de eeuwigheid en de oneindigheid van God, Kerk en Leven (ed. Mechelen) 12/8/1976, p. 3. Afl.: ikzuchtig (Wdl.), egoïstisch, zelfzuchtig (Hoe was het mogelijk dat ik, ikzuchtige, niet eenmaal aan mijn moederke had gedacht? VERMEYE...

2025-07-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

ikzucht

v. (inz. Z.-N. zelfzucht).

2025-07-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

ikzucht

('ik) v. zelfzucht, egoïsme.

2025-07-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

ikzucht

v./m., zelfzucht, egoïsme.

2025-07-27
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Ikzucht

IKZUCHT, v. zelfzucht, egoïsme.